Als iets valt, zal de overbrugde afstand (kwadratisch) toenemen.
Anders gezegd kun je dus ook redeneren dat de snelheid (kwadratisch) toeneemt, naarmate iets langer valt.
Of dat het (kwadratisch) steeds korter duurt om eenzelfde afstand te overbruggen tijdens het vallen.
Beetje gevaarlijk om zomaar die term "toenemen" te gebruiken. Toenemen betekent "veranderen in positieve zin" en als je over verandering spreekt zit je al meteen naar de afgeleiden te kijken.
Vb: Bij een constante toename van de
afstand per tijdseenheid (neem bv 2 m/s) zal de
snelheid een constante factor zijn.
Beter is:
Als iets valt, zal de overbrugde afstand een kwadratische functie zijn van de tijd. De ogenblikkelijke snelheid (= de verandering van de afstand per tijdseenheid) zal dan een
LINEAIRE (niet kwadratische) functie zijn van de tijd. De ogenblikkelijke (want deze kan in theorie ook variëren) versnelling (= de verandering van de snelheid per tijdseenheid) zal dan een constante functie zijn. Maak gewoon een grafiekje. Je zet de tijd op de x-as en de afstand op de y-as, en daar teken je dan de functie y = (a/2)x² in. Afleiden naar de tijd geeft het verband tussen de ogenblikkelijke snelheid en de tijd, nogmaals afleiden geeft het verband tussen de (ogenblikkelijke) versnelling en de tijd.